Artificiële of kunstmatige intelligentie (AI) is actueler dan ooit. Zowel in het Europees Parlement als zowat overal daarbuiten wordt erover gepraat¹. De arbeidsmarkt evolueert snel, door de toename van telewerk sinds de coronapandemie, platformwerk, gebruik van kunstmatige intelligentie en algoritmisch beheer. Door die snelle evolutie is het voor beleidsmakers niet makkelijk om gelijke tred te houden, ervoor te zorgen dat de wettelijke kaders worden nageleefd en verder in te zetten op de bescherming van werknemers.
In februari 2024 organiseerde ETUI een tweedaagse conferentie over de invloed van digitalisering op arbeidsomstandigheden. Juristen, politicologen, sociologen, economen, maar ook sociale partners en vertegenwoordigers van politieke organisaties waren aanwezig om standpunten uit te wisselen en netwerken te vormen.
Op 21 en 22 februari nodigde ETUI (The European Trade Union Institute) academici uit alle hoeken van Europa uit om hun onderzoek voor te stellen. Het centrale thema? De digitalisering en de invloed daarvan op arbeidsomstandigheden. Bij aanvang van de eerste dag werd verwezen naar de verworpen Europese richtlijn inzake platformwerk. . (N.v.d.r.: Ondertussen raakte begin maart bekend dat er onder het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie toch een akkoord werd gevonden omtrent de richtlijn rond platformwerk). Ook Ludovic Voet, secretaris van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), was aanwezig. Hij wees erop dat het de eerste keer in de Europese wetgevingscyclus is dat de sociale dimensie van platformwerk aan de onderhandelingstafel behandeld wordt met vakbondsorganisaties en politieke actoren op hoog niveau.
Daarop volgde een panel over juridische standpunten voor de regelgeving van digitale ontwikkelingen op de werkplek. Door welke aspecten wordt de impact van de arbeidswetgeving tenietgedaan?
Silvia Rainone (ETUI) identificeert er twee: de digitale transformatie die niet alleen autonoom ondernemerschap, maar ook de versnippering en uitbesteding van werk bevordert en het evenwicht op de arbeidsmarkt verstoort. Daarnaast verwijst ze naar de bescherming van de interne markt door de Europese wetten, wat dan weer de focus wegneemt van de arbeidsomstandigheden en de mogelijkheden van het arbeidsrecht beperkt om werkers te beschermen. Agnieszka Piasna (ETUI) richt zich op het beleid rond de sociale dialoog en ziet een andere constellatie van actoren in de digitale economie. Platformen passen met hun uitzonderlijke en vernieuwende karakter immers niet altijd binnen de wettelijke kaders. De wetgeving moet niet alleen rekening houden met werknemers, maar ook met werkgevers. Het is daarbij essentieel om een goed begrip te krijgen van de machtsverhoudingen tussen actoren en de machtsverhoudingen tussen kapitaal en arbeid, die door digitale arbeidsplatformen een andere invulling krijgen.
Verder kwamen ook telewerk en de flexibiliteit in de tijdelijke organisatie van werk aan bod door middel van voorbeelden uit Italië, Duitsland en Noorwegen. Als het werk niet langer verankerd is in ruimte en tijd, met vaste en gemeten uren, hoe kunnen we dan de beloning en de sociale bescherming reglementeren? Wat zijn de risico’s voor werknemers als de grenzen tussen werk en privé vervagen en de werkgever een bijna onzichtbare entiteit wordt, verborgen achter een algoritme? In de voorgestelde studies werden de ontwikkelingen onderzocht met betrekking tot de “metaverse” en algoritmisch beheer. Maar dat niet alleen. Ze reikten ook mogelijke sociale en juridische acties aan om welzijn op het werk te garanderen, ook in een werkomgeving die door digitale technologieën wordt gedomineerd².
Een van de kernproblemen die uit verschillende presentaties op dag twee naar voor kwam, was de kwalificatie van het werk van platformwerkers. Zo werkt Matteo Marenco (Max Planck instituut, GE) aan een vergelijkend onderzoek tussen de Franse en Italiaanse situatie van platformwerkers. Daaruit blijkt nog maar eens hoe moeilijk het is om een evenwicht te vinden tussen ondergeschiktheid binnen het kader van een arbeidsovereenkomst en de autonomie die eigen is aan het werk via een platform.
In dezelfde lijn onderzocht Christine Hiessl (KULeuven, BE) de rol van arbeidsrelaties waar meerdere partijen bij betrokken zijn in tegenstelling tot de klassieke arbeidsrelaties met twee partijen. Het blijkt niet alleen moeilijk om helder te krijgen wie de werknemer en wie de werkgever is, maar ook wat de rol is van tussenpersonen. Het businessmodel van veel platformen stopt bovendien niet aan de landsgrenzen. Het is dus niet altijd duidelijk wat de verantwoordelijkheden zijn van de verschillende takken van het platform. Bepaalt het hoofdkantoor in New York of Amsterdam de arbeidsomstandigheden bij de ontwikkeling van het model? Of is de nationale tak daarvoor aansprakelijk? En wat is verder de rol van de klant en onderaannemers die werk aanbieden via platformen?
Fredrik Söderqvist (economist bij de Zweedse vakbond LO) houdt dan weer een aantal economische principes tegen het licht van het platformwerk. Platformen ontstonden onder meer in een streven naar meer efficiëntie. Voor sommige platformen is dat misschien wel een van hun verdiensten, maar dat ging vaak ten koste van arbeidsomstandigheden. Met de opkomst van steeds meer platformen komen er meer alternatieven voor werkers. Je zou kunnen vermoeden dat dit een gunstig effect heeft op de arbeidsomstandigheden, maar uit de data met stagnerende inkomens en een toename van het aantal mensen dat deeltijds werkt, blijkt het tegendeel. In diezelfde lijn besloot Victoria Daskalova (Universiteit Utrecht) dat als je de upstream competition bekijkt (keuze van individuele werkers tussen platformen), er nog steeds te weinig alternatieven zijn om sterk te staan in onderhandelingen over arbeidsomstandigheden. Verrassend genoeg voegt Andrew Green (OESO) daaraan toe dat de impact van artificiële intelligentie op de arbeidsmarkt beperkt is. Het is immers zo dat AI vandaag slechts in beperkte kringen gangbaar is en dat de nieuwe jobs die ontstaan nog steeds een menselijke interventie nodig hebben.
***
[¹] Bij Reshaping Work wordt er bijvoorbeeld een hele cyclus ronde tafel gesprekken aan gewijd.
[²] Het Fairwork-project ontwikkelde bijvoorbeeld 5 principes van rechtvaardigheid in de digitale economie en ziet erop toe dat ze door digitale platformen worden nageleefd.