Het ‘kunstenaarsstatuut’ staat weer in de politieke schijnwerpers dankzij de Franstalige liberale partij, de Mouvement Réformateur (MR). Hoewel het onderwerp doorgaans door de linkse partijen aangekaart en op tafel gelegd wordt, besteedt een rechtse partij er nu aandacht aan met een aantal voorstellen die op het eerste gezicht verleidelijk zijn, met de nadruk op ‘op het eerste gezicht’ …
We kunnen alleen maar blij zijn met de aandacht die de MR sinds kort aan het sociale statuut van kunstenaars besteedt. Alhoewel …
We mogen niet te hard van stapel lopen. Het gaat immers niet meer om een sociaal statuut, maar eerder om een vorm van overheidssteun, die bovendien zal worden toevertrouwd aan een federale minister voor Culturele aangelegenheden met een breed actiedomein. Overheidssteun die meer wegheeft van … een “basisinkomen”.
Het voorstel1 zit vrij goed ineen en kaart een aantal werkelijkheden in de sector aan: de statistische spreiding van bepaalde indicatoren over drie jaar, de uitspraak “eens kunstenaar, altijd kunstenaar”, de uitvoering van de “controle op actief zoeken naar werk” en van formaliteiten op het vlak van werkloosheid, de individualisering van rechten, de wil om op zoek te gaan naar alternatieve financiering, de gelijkschakeling van niet-artistieke met artistieke activiteiten, de neutralisering van het onderscheid tussen loontrekkende en zelfstandige artiesten enz.
Kortom, op het eerste gezicht ziet het er allemaal heel verleidelijk uit.
Door zelf het speelveld uit te zetten, lijkt de MR bovendien een politieke stap voor te zijn op de PS en Ecolo, die in deze materie doorgaans het voortouw nemen.
Toch zien wij er vooral een ietwat hypocriet rookgordijn in.
- Het basisinkomen gaat voorbij aan alle andere takken van de sociale zekerheid (pensioen, gezondheidszorg, ziekte en invaliditeit, kinderbijslag enz.). Er wordt bijvoorbeeld met geen woord gerept over de toegang tot rechten (en het behoud ervan) in die andere takken (werknemersstelsel en zelfstandigen).
- Dit voorstel, waarvan G. L. Bouchez zelf zegt “We zouden maar liefst 200.000 personen kunnen bereiken, maar raden aan om het bij 50.000 mensen te houden”, moet aanleiding geven tot uitzonderingen voor een realiteit die niemand vandaag lijkt te willen begrijpen: de onderbreking van werk en van bepaalde professionele inkomsten heeft op vrijwel dezelfde manier betrekking op veel andere beroepscategorieën en sectoren dan die van kunst en cultuur alleen.
- De voorgestelde institutionele constructie die de rode draad vormt van het voorstel van de MR, maakt in een nabije toekomst geen schijn van kans om gerealiseerd te worden, laat staan dat ze denkbaar is: de communautaire complexiteit van België op het vlak van tewerkstelling en artistieke (culturele) werkgelegenheid in het bijzonder is groot, of zelfs quasi onomkeerbaar. Uiteraard steekt de MR terloops ook de draak met Vlaanderen, maar niemand wordt gespaard – het voorstel zal sneuvelen tijdens de onderhandelingen voor een nieuwe regering en voor alle nieuwe regeringen in de toekomst. Het is ook goed mogelijk dat de PS en Ecolo, die normaal gezien het voortouw nemen in de strijd voor het zogenaamde ‘kunstenaarsstatuut’, in een slecht daglicht worden gesteld en nu verplicht mee moeten strijden op het nieuwe speelterrein van de MR. Wat dan weer kan leiden tot een herbeschouwing van hun eenzijdige visie waar ze sinds de hervorming van 2014 aan vasthangen. We zullen zien. In elk geval is het slim gespeeld.
- Iedereen die ten slotte vindt dat het belangrijke woord in ‘sociaal statuut’ het woord ‘sociaal’ is, zal meer dan waarschijnlijk schrikken van het feit dat een groot deel van de economie buiten het bereik van de sociale zekerheid valt (de tak werkloosheid … de anderen zullen ongetwijfeld volgen, dat is de liberale visie van een basisinkomen).
Het voorstel heeft wel één verdienste. Iedereen zal uiteindelijk toch moeten kiezen: tussen een solidariteit onder professionals die belichaamd wordt door de sociale zekerheid, die rekening zou houden met alle vormen en praktijken van tijdelijk werk, alle beroepen inbegrepen, en een uitzonderingsregeling voor kunstenaars (en enkele aanverwante beroepen).
Kortom, voor ons is dit een maat voor niets, ook al was het een van de slimste zetten van de voorbije jaren, met tal van interessante zaken waarover moet worden nagedacht … Voor Smart is dit echter niks nieuws onder de zon: de toekomst moet worden opgebouwd binnen de sociale zekerheid en het loonsysteem, samen met de sociale partners en ten voordele van alle personen die aan tijdelijke projecten (mee)werken – uit vrije keuze of omdat ze niet anders kunnen – en niet in uitzonderingsregelingen die het sowieso niet lang zullen uitzingen. Want dat is onvermijdelijk.
September 2020
Vrije vertaling van het opiniestuk van Anne-Laure Desgris en Maxime Dechesne, afgevaardigd bestuurders van Smart, dat op 17 september 2020 in Le Soir werd gepubliceerd