Steunmaatregelen cultuursector (eindelijk) goedgekeurd

Nieuws Smart en ik

In de nacht van donderdag 9 op vrijdag 10 juli keurde de Kamer van volksvertegenwoordigers het wetsvoorstel goed ter verbetering van de toestand van werknemers in de culturele sector in het licht van de coronapandemie.

Samen met tal van andere spelers ondernam Smart sinds het begin van de gezondheidscrisis acties om de overheid aan te sporen tot de noodzakelijke toepassing van aangepaste maatregelen voor alle vormen van werk, met inbegrip van culturele beroepen en bij uitbreiding alle tijdelijke beroepsactiviteiten.   

De tekst die vorige week – na lang palaveren  werd goedgekeurd, reikt eindelijk concrete oplossingen aan voor duizenden personen in België.  

Het is goed dat die maatregelen er zijn, ook al blijft het ontoereikend voor een gemeenschap als de onze, waarvan de leden niet allemaal actief zijn in de culturele sector. We blijven er dan ook voor ijveren dat nog meer werknemersprofielen op een eerlijke manier in aanmerking genomen worden.   

Onze juridische dienst geeft een woordje uitleg bij wat er verandert:  

Artikel 2 van het wetsvoorstel: cumulatie van auteursrechten en naburige rechten met een werkloosheidsuitkering 

In afwijking van artikel 130, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt geen rekening gehouden met de tijdens de periode van 1 april 2020 tot 31 december 2020 ontvangen inkomsten uit auteursrechten en uit naburige rechten. 

Met andere woorden, personen die een werkloosheidsuitkering ontvangen, mogen ze volgens dit artikel onbeperkt cumuleren met inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten die ze in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 december 2020 ontvangen hebben. 

Dat is dus een versoepeling ten opzichte van de huidige regelgeving, die voorziet in een maximum toelaatbaar inkomen, zodat personen die inkomsten uit auteursrechten of naburige rechten ontvangen, hun werkloosheidsuitkering moeten terugbetalen.  

Artikel 4 van het wetsvoorstel: neutralisering van de degressiviteit: artiesten en technici uit de kunstensector 

De referteperiodes van respectievelijk twaalf en achttien maanden als bedoeld in artikel 116, §§ 5 en 5bis, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering worden van 13 maart 2020 tot en met 31 december 2020 opgeschort. 

De periode van twaalf maanden als bedoeld in artikel 116, §§ 5 en 5bis, eerste en vierde lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991, in voorkomend geval verlengd met toepassing van artikel 116, §§ 5en 5bis, zesde lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991, die een einde neemt tijdens de periode vanaf 13 maart 2020 tot en met 31 december 2020, wordt verlengd tot en met 31 december 2020. 

Om een neutralisering van de degressiviteit te kunnen verwerven of vernieuwen, moeten artiesten en technici in de kunstensector kunnen aantonen dat ze een bepaald aantal dagen gewerkt hebben tijdens een referteperiode (18 maanden om een neutralisering van de degressiviteit te verwerven en 12 maanden om de neutralisering van de degressiviteit te vernieuwen). 

Het artikel van het wetsvoorstel bevriest die twee referteperiodes. Een artiest of technicus die voor het eerst om een toekenning van de neutralisering van de degressiviteit of om een vernieuwing vraagt, zal dus geen effecten ondervinden van de coronacrisis (geen contracten tijdens de crisisperiode). De periode van 13 maart 2020 tot en met 31 december 2020 wordt immers niet in aanmerking genomen om de referteperiode te bepalen. 

Stel, een kunstenaar wil op 1 januari 2021 een neutralisering van de degressiviteit aanvragen. In principe moet hij 156 (artistieke) werkdagen hebben tijdens een referteperiode van 18 maanden, die loopt van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2020. Aangezien de periode van 13 maart 2020 tot 31december 2020 bevroren is, loopt zijn referteperiode van 13 september 2018 tot en met 31december 2020. Hij heeft dus niet langer 18 maanden om 156 (artistieke) werkdagen aan te tonen, maar 27,5 maanden. 

De tweede paragraaf van het artikel beoogt artiesten of technici in de kunstensector die al een beroep doen op de neutralisering van de degressiviteit, die tijdens de periode van 13 maart 2020 tot en met 31 december 2020 verloopt. De paragraaf voorziet dan ook dat de neutralisering van de degressiviteit automatisch tot en met 31 december verlengd wordt. 

Stel, een artiest moet zijn neutralisering op 18 september 2020 vernieuwen. De neutralisering zal automatisch tot en met 31 december 2020 verlengd worden. Bovendien wordt de vernieuwingsdatum van de neutralisering 31 december (in plaats van 18 september).  

Op basis van de beide paragrafen kunnen we dus vaststellen dat een artiest die zijn neutralisering op 18 september 2020 moest vernieuwen, zijn neutralisering automatisch verlengd zal zien tot en met 31 december 2020. Op het moment dat hij drie artistieke prestaties moet aantonen om de neutralisering van de degressiviteit te kunnen vernieuwen (voor het jaar 2021), zal de referteperiode van 12 maanden om die drie prestaties aan te tonen, verlengd worden met de periode tussen 13maart2020 en 31december2020. Hij zal dus op 31 december 2020 moeten aantonen dat hij drie artistieke prestaties heeft uitgevoerd tussen 13 maart 2019 en 31 december 2020. 

We merken op dat dit artikel bestemd is voor artiesten EN technici in de kunstensector (die in de eerste versies van het wetsvoorstel vergeten werden). 

 

Artikel 5 van het wetsvoorstel: passende betrekking en activering van het zoekgedrag naar werk voor artiesten 

De referteperiode van achttien maanden als bedoeld in artikel 31 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering wordt van 13 maart 2020 tot 31 december 2020 opgeschort. 

 

Tijdens hun werkloosheid kan het zijn dat artiesten ander werk aangeboden krijgen. In principe moeten ze die voorstellen aanvaarden (ook al zijn ze niet artistiek) als ze in de zin van de werkloosheidsreglementering als een passende betrekking beschouwd worden. Als artiesten in een referteperiode van 18 maanden echter een bepaald volume artistiek werk doen, mogen ze (niet-artistieke) werkaanbiedingen weigeren.  Met artikel 5 van het wetsvoorstel wordt die periode van 18 maanden verlengd met de duur van de periode tussen 13 maart 2020 en 31 december 2020.   

Dat heeft ook gevolgen voor een andere wettelijke bepaling die van toepassing is voor artiesten: wanneer artiesten gecontroleerd worden door een gewestelijke tewerkstellingsdienst (ForemActiris, VDAB) om te evalueren of ze actief op zoek zijn naar werk, zal de controle automatisch leiden tot een positieve evaluatie als ze voor een referteperiode (18 maanden) een bepaald volume artistiek werk kunnen aantonen. 

Artikel 5 van het wetsvoorstel stelt dat die periode van 18 maanden bevroren wordt tijdens de periode van 13 maart 2020 tot en met 31 december 2020. 

Stel, een artiest heeft op 1 januari 2021 een gesprek om te evalueren of hij al dan niet actief op zoek is gegaan naar werk. Als hij 156 artistieke werkdagen kan aantonen tijdens de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2020, zal het gesprek resulteren in een positieve evaluatie. Op basis van dit artikel 5 wordt de referteperiode verlengd en loopt ze van 13 september 2018 tot en met 31december2020. 

 

Artikel 6 van het wetsvoorstel: werkloosheidsuitkeringen voor artiesten en technici in de kunstensector 

In afwijking van de artikelen 30 tot 32 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering worden de werknemers toegelaten tot het recht op werkloosheidsuitkeringen zonder dat zij een wachttijd moeten doorlopen, wanneer zij aantonen dat zij tussen 13 maart 2019 en 13 maart 2020 de volgende prestaties hebben geleverd: 

— hetzij ten minste tien artistieke activiteiten in de zin van artikel 27, 10°, van hetzelfde koninklijk besluit, op voorwaarde dat voor die activiteiten socialezekerheidsbijdragen werden ingehouden; 

— hetzij ten minste tien technische activiteiten in de kunstensector in de zin van artikel 116, § 8, van hetzelfde koninklijk besluit, op voorwaarde dat voor die activiteiten socialezekerheidsbijdragen werden ingehouden; 

— hetzij artistieke activiteiten in de zin van artikel 27, 10°, van hetzelfde koninklijk besluit en/of technische activiteiten in de kunstensector in de zin van artikel 116, § 8, van hetzelfde koninklijk besluit, die overeenkomen met ten minste twintig dagen van activiteit overeenkomstig artikel 37, § 1, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit. 

Voor de werknemers die krachtens het eerste lid recht krijgen op werkloosheidsuitkeringen vervalt dat recht op 1 januari 2021. 

 

Dit artikel faciliteert het recht op een werkloosheidsuitkering voor artiesten en technici in de kunstensector in het kader van de coronacrisis: als ze kunnen aantonen dat ze 10 artistieke activiteiten (voor artiesten) OF technische activiteiten in de kunstensector (voor technici in de kunstensector) OF 20 artistieke en/of technische werkdagen in de kunstensector hebben uitgevoerd tussen 13 maart 2019 en 13 maart 2020, hebben ze recht op werkloosheid.  Daarmee worden de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering aanzienlijk versoepeld. In principe is het immers verplicht om veel meer werkdagen aan te tonen (312 werkdagen voor personen jonger dan 36 jaar) om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. 

Dit recht is echter wel maar tijdelijk. In de laatste paragraaf wordt immers duidelijk vermeld dat de personen die voor deze maatregel in aanmerking komen, dat recht zullen verliezen op 1 januari 2021. 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *